In dit verleidelijke verhaal neemt een flexibele vrouw de leiding, waarbij ze haar indrukwekkende vaardigheden laat zien in een reeks vernederende handelingen. Haar man, een goed gebouwde man, is de ongelukkige ontvanger van haar dominante grillen. Het tafereel begint met de vrouw, een vurige roodharige, die pronkt met haar ruime troeven terwijl haar man, een gespierd exemplaar, op de grond ligt, zijn lichaam overgeleverd aan haar genade. Ze blijft hem domineren, haar lenige frame en stevige, wulpse borsten die contrasteren met zijn forse lichaamsbouw. De vrouw, een meester in het spel, neemt de rol aan van een strenge tuchtmeesteres, die haar man gebruikt als een instrument van haar man. Het instrument, ondanks zijn aanvankelijke weerstand, zijn zaad, zijn aanvankelijke ondergang, zijn opmarsing, zijn oprukking, zijn lichaam aan haar lichaam overgeleverd om haar te raken. Dit is een dynamische onderdanigheid die de kracht van de reis waardeert, de kracht van die de kunst van het domineren op prijs stelt.
